terug naar De opdracht
Controle van het embargo en de Artimon-operaties
Op 6 augustus 1990 kondingen de V.N. met resolutie 661 de commerciële, financiële en militaire boycot van Irak af. Op 25 augustus volgt resolutie 665 die machtsvertoon toestaat evenals het aan boord gaan van de schepen die onder het embargo vallen. De staven zijn er onder meer voor beducht dat burgerschepen zouden omgebouwd worden tot anonieme mijnenleggers die een bedreiging vormen voor de scheepvaartroutes. Daarom is het nodig dat verdachte schepen grondig worden doorzocht.

De strijdkrachten van de WEU (West-Europese Unie) die het embargo moeten controleren worden verdeeld over de drie Artimon-opdrachten :

- Artimon Est (Oost) voor de bewaking van de Straat van Ormuz tussen de Perzische Golf en de Golf van Oman ;
- Artimon Ouest (West) voor de controle van de Straat van Tiran aan de uitgang van de Golf van Akaba ;
- Artimon Sud (Zuid) voor de controle van de Straat van Bab el Mandeb aan de uitmonding van de Rode Zee.

Het scheepverkeer in een zone controleren, behelst in de eerste plaats de schepen die er rondvaren "identificeren" en "verkennen". De identificatie bestaat erin de schepen op te sporen met de radar of op zicht, terwijl voor de verkenning in contact getreden wordt met het vaartuig, ofwel optisch of via de radio. Om deze twee operaties te doen slagen, moeten de " central operations " en de commandobrug nauw samenwerken. Zodra een koopvaardijschip moet worden gecontroleerd, wordt een gesprek aangeknoopt : " Merchant ship on my port side, this is the (Belgian) war ship calling you on channel… What is your name, your ship owner, your home port, your destination… "

Meestal verlenen de koopvaardijkapiteins onmiddellijk hun medewerking, maar het spelletje van vraag en antwoord volstaat niet altijd. Sommige schepen gedragen zich vreemd of staan gemeld als verdacht. Dan moet de commandant het initiatief nemen om de zaak van naderbij te bekijken.

Het bezoek aan boord is het hoogtepunt van een controleoperatie. Het gaat om een interventie die iedere jurist in internationaal recht in normale omstandigheden rillingen zou doen krijgen. In volle zee hebben de oorlogsschepen immers enkel het recht aan boord te gaan van schepen die onder hun eigen vlag varen (tenzij in bijzondere gevallen als mensensmokkel of piraterij). Maar uitzonderlijke situaties vereisen uitzonderlijke maatregelen : op 25 augustus vraagt de VN-Veiligheidsraad met resolutie 665 " aan de lidstaten die (…) zeestrijdkrachten in de regio ontplooien, maatregelen te nemen die aangepast zijn aan de omstandigheden van het moment (…) om alle koopvaardijschepen tegen te houden (…) teneinde hun lading te inspecteren en zich hun bestemming te vergewissen ". Dit is een première, zowel voor de juristen als voor de marine.

De procedure ligt vast : nadat verdachte vaartuig aangemaand werd stil te houden, gaat de inspectieploeg er met haar zodiacs op af en bestijgen de " bezoekers " (het boarding team) de loodsladder aan de zijkant van het schip. De leden van het inspectieteam, opgesplitst per twee en onder bevel van een officier, houden permanent contact met elkaar en met de commandobrug van hun schip. De commissaris inspecteert de documenten die de kapitein hem overhandigt : de bemanningslijst, inschrijvingsdocumenten, logboek, douanelijsten… Het komt er hierbij op aan klaar te zien in de ingewikkelde betrekkingen tussen eigenaars, scheepsbevrachters, onderbevrachters, consignatarissen en bestemmelingen. Daarna wordt de lading geinspecteerd, wat meerdere uren in beslag kan nemen… Uiteindelijk krijgt de kapitein de toestemming de reis verder te zetten.

De strijdkrachten van de WEU zien toe op het embargo met Franse schepen (fregatten en destroyers), Engelse (fregatten en destroyers), Belgische (een fregat), Italiaanse (twee fregatten), Spaanse (twee fregatten) en Nederlandse (twee fregatten). De strijdkrachten van de WEU nemen meer dan 70% van de verkenningen voor hun rekening; de US Navy voeren ongeveer 55% van de inspecties uit.

Op 12 februari, net voor de aanvang van operatie Desert Storm, totaliseren de marines die bij het toezicht op het embargo betrokken zijn (VS, WEU, Griekenland, Australië, Canada, Denemarken, Argentinië) 24.694 verkenningen waarvan 17.402 voor de WEU en 7.170 voor de US Navy. Het aantal bezoeken aan boord bedraagt 924, waarvan 513 voor de US Navy en 306 voor de WEU. 47 schepen werden afgeleid (40 door de US Navy en 7 door de WEU) en er werden 14 waarschuwingsschoten gelost (10 door de US Navy en 4 door de WEU).

Op 25 maart 1991 zijn de cijfers opgelopen tot 28.586 verkenningen, 1.101 bezoeken, 62 afleidingen en 14 waarschuwingsschoten. De controleopdrachten gaan ook na afloop van de gevechten verder door.

Op 27 mei zijn er liefst 32.508 verkenningen uitgevoerd (22.464 voor de WEU, 9842 voor de US Navy), werden 1.477 bezoeken afgelegd (710 voor de US Navy en 312 voor de WEU) en 89 schepen afgeleid (72 door de US Navy en 14 door de WEU). Er werden na het staken van de openlijke vijandelijkheden geen waarschuwingsschoten meer afgevuurd.

Deze cijfers geven een beeld van de omvang van het werk dat door alle marines samen werd gepresteerd om het embargo tegen Irak te doen naleven. Het staat vast dat hiermee een grote bijdrage werd geleverd aan het succes van de acties die tot doel hadden de wil tot verzet van het Irakese volk te breken. De integratie van de geallieerde marines was totaal en efficiënt ; zij was het resultaat van 40 jaar gezamenlijk oefenen. Nochtans liep niet alles van een leien dakje. Handelsschepen inspecteren in internationale wateren was nog nooit eerder vertoond in het internationale recht. Het personeel dat de verkenningen en de inspecties aan boord diende uit te voeren, moest zich volledig inwerken in de administratieve geplogenheden, de registratiedocumenten, de douanedocumenten van alle mogelijke landen en in de relaties tussen eigenaars, reders, bevrachters en bestemmelingen. Sommige " klanten " toonden zich bovendien niet altijd erg behulpzaam. Zo werd op 20 december de aankomst aangekondigd van een Irakees schip - de Al Taawin Al Aradien - op weg naar Akaba. Onmiddellijk worden een P-3C Orion en drie oppervlakteschepen -de kruiser CG-56 USS San Jacinto, het escortevaartuig D630 Du Chayla en fregat F34 Infanta Cristana- op het schip afgestuurd. Omdat het weigert de vragen via de radio te beantwoorden, vuurt de US-kruiser een waarschuwingsalvo af die de Irakese commandant tot rede brengt en hem doet instemmen met een boordinspectie maar dan enkel door de Fransen. De boarding wordt uitgevoerd door een ploeg mariniers onder gewapende bescherming van de drie vaartuigen om iedere valstrik uit te sluiten.

Slechts weinig schepen die aan de controleopdrachten hebben deelgenomen, worden " Centurion " genoemd, wat wil zeggen dat ze minstens honderd controlebezoeken op hun actief hebben. Het escortevaartuig D630 Du Chayla kan nog net toetreden tot dit selecte clubje door op 5 april 1991 de honderdste boarding uit te voeren, net voor het de Rode Zee verlaat om naar Frankrijk terug te keren. Het sluit op die manier aan bij de fregatten van de US Navy, de FFG-58 USS Samuel B. Roberts en de FF-1082 USS Elmer Montgomery.

Bron : http://www.netmarine.net
terug naar De opdracht